Vertaling van schikken
Inhoud:
Nederlands
Spaans
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
ser conveniente
convenir
convenir
wij schikken
jullie schikken
zij schikken
nosotros convenimos
vosotros convenís
ellos/ellas convienen
» meer vervoegingen van convenir
inrichten, regelen, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen {ww.}
arreglar
wij schikken
jullie schikken
zij schikken
nosotros arreglamos
vosotros arregláis
ellos/ellas arreglan
» meer vervoegingen van arreglar