Vertaling van schip

Inhoud:

Nederlands
Spaans
beuk [m], schip [o], ruim {zn.}
nave [m] (el ~)
boot [m], schip [o], vaartuig {zn.}
barco [m] (el ~)
nave [m] (el ~)
embarcación [v] (la ~)
Schip ahoi!
¡Barco a la vista!
Het schip zinkt!
El barco se hunde.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Schip ahoi!

¡Barco a la vista!

Het schip zinkt!

El barco se hunde.

Het schip zonk in zee.

El barco se sumergió en el mar.

Er zijn veel ratten op het schip.

Hay muchas ratas en el barco.

Plots verliet de kapitein het schip.

El capitán abandonó el barco de repente.

Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.

El barco transporta materia prima de Indonesia.

Hij is aan boord van het schip.

Él está a bordo del barco.

Elk schip heeft een kapitein nodig.

Todo barco necesita un capitán.

De passagiers werden van het zinkende schip gehaald.

Los pasajeros fueron evacuados del barco que se hundía.

We zagen nog een schip in de verte.

Vimos otro barco a lo lejos.

In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.

Estar en un barco es estar en una cárcel, con la posibilidad de ahogarse.


Gerelateerd aan schip

beuk - ruim - boot - vaartuig