Vertaling van schommelen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
balanceren, hobbelen, schommelen, wiegelen, wiegen, wippen {ww.}
balancear
wij schommelen
jullie schommelen
zij schommelen
nosotros balanceamos
vosotros balanceáis
ellos/ellas balancean
» meer vervoegingen van balancear
fluctueren, op en neer gaan, schommelen {ww.}
fluctuar
wij schommelen
jullie schommelen
zij schommelen
nosotros fluctuamos
vosotros fluctuáis
ellos/ellas fluctúan
» meer vervoegingen van fluctuar
oscilleren, schommelen, slingeren {ww.}
oscilar
wij schommelen
jullie schommelen
zij schommelen
nosotros oscilamos
vosotros osciláis
ellos/ellas oscilan
» meer vervoegingen van oscilar