Vertaling van schoon
Inhoud:
Nederlands
Spaans
fraai, mooi, knap, net, schoon {bn.}
bello
hermoso
hermoso
helder, louter, schoon, proper, puur, rein, zindelijk, zuiver {bn.}
limpio
puro
puro
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Schoon
Limpio/a
Nieuwe bezems vegen schoon.
Una nueva escoba barre bien.
Alleen de waarheid is schoon.
Sólo la verdad es bella.