Vertaling van snorken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bluffen, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, zwetsen {ww.}
jactarse
fanfarronear

wij snorken
jullie snorken
zij snorken

nosotros fanfarroneamos
vosotros fanfarroneáis
ellos/ellas fanfarronean
» meer vervoegingen van fanfarronear

knorren, ronken, snorken, snurken {ww.}
roncar

wij snorken
jullie snorken
zij snorken

nosotros roncamos
vosotros roncáis
ellos/ellas roncan
» meer vervoegingen van roncar



Gerelateerd aan snorken

bluffen - opscheppen - pochen - snoeven - stoffen - zwetsen - knorren - ronken - snurken