Vertaling van span
Inhoud:
Nederlands
Spaans
spanning , span, spanne, spanwijdte {zn.}
palmo
duo , stelletje , koppel, paar, span, stel, tweetal {zn.}
par
pareja
pareja
Het paar besloot een wees te adopteren.
La pareja decidió adoptar a un huérfano.
Ik kocht een paar laarzen.
Compré un par de botas.
spannen, bespannen, inspannen, tuigen, optuigen, voorspannen {ww.}
uncir
<span class="vperson">ik span>span
yo unzo
» meer vervoegingen van uncir
nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken {ww.}
amartillar
tensar
dar cuerda
atirantar
tensar
dar cuerda
atirantar
<span class="vperson">ik span>span
yo amartillo
» meer vervoegingen van amartillar