Vertaling van staat

Inhoud:

Nederlands
Spaans
borderel [o], lijst, staat, loonstaat, tabel {zn.}
lista [v] (la ~)
estado [m] (el ~)
nómina [v] (la ~)
Jouw naam staat bovenaan de lijst.
Tu nombre está a la cabeza de la lista.
Mijn taal staat niet op de lijst!
¡Mi idioma no se encuentra en la lista!
rijk, staat {zn.}
estado [m] (el ~)
nación [v] (la ~)
reino [m] (el ~)
In het Stalinistische tijdperk werden gevangenen in concentratiekampen slaven in dienst van de staat.
Durante la era Stalinista, los prisioneros en los campos de concentración se convertían en esclavos en servicio de la nación.
Elke staat had slechts één stem.
Cada estado tenía solo un voto.
constellatie [v], gesteldheid [v], situatie [v], staat, stand, toestand {zn.}
estado [m] (el ~)
Je moet rekening houden met zijn geestelijke gesteldheid.
Debería usted tener en cuenta su estado mental.
rijk, staat {zn.}
estado [m] (el ~)
kleden, aankleden, omkleden, staan {ww.}
vestir

jij staat
hij/zij/het staat

vistes
él/ella viste
» meer vervoegingen van vestir

staan {ww.}
estar de pie


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Groen staat je goed.

El verde te queda.

Zwart staat je goed.

El negro te sienta bien.

Groen staat Alice goed.

A Alicia le sienta bien el verde.

Je staat in de weg.

Estás en mi camino.

Mijn grootvader staat vroeg op.

Mi abuelo se levanta temprano.

Groen staat je erg goed.

El verde te favorece mucho.

"Waar staat je huis?" "Daarzo."

"¿Dónde está vuestra casa?" "Por allá."

Tom staat op het dak.

Tom está en la azotea.

Mijn vader staat vroeg op.

Mi padre se levanta temprano.

Er staat geen wind vandaag.

Hoy no hace viento.

Hij staat op het podium.

Él está parado en el escenario.

Tom staat niet vroeg op.

Tom no se levanta temprano.

Hij staat niet vroeg op.

Él no se levanta pronto.

Alles staat op zijn kop.

Todo está al revés.

Wat staat er in brand?

¿Qué se está quemando?


Gerelateerd aan staat

borderel - lijst - loonstaat - tabel - rijk - constellatie - gesteldheid - situatie - stand - toestand - kleden - aankleden - omkleden - staan