Vertaling van straks
Inhoud:
Nederlands
Spaans
binnenkort, eerlang, eerdaags, eerstdaags, straks, strakjes {bw.}
dentro de poco
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
ahora mismo
hace un momento
recién
hace un momento
recién
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Ze zal straks komen.
Ella vendrá pronto.
Straks is onze zus bij ons.
Nuestra hermana estará pronto con nosotros.
Als hij doorgaat zo te drinken, heeft hij straks een probleem.
Si le sigue dando así a la bebida, va a tener problemas.