Vertaling van strand
Inhoud:
Nederlands
Spaans
strand {zn.}
playa
We speelden op het strand.
Jugamos en la playa.
Welke kant is het strand op?
¿Para adónde queda la playa?
aan de grond lopen, stranden, vastlopen {ww.}
varar
ik strand
yo varo
» meer vervoegingen van varar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
We speelden op het strand.
Jugamos en la playa.
Welke kant is het strand op?
¿Para adónde queda la playa?
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Pasé todo el día en la playa.
Ik zwem vaak op het strand in de zomer.
A menudo voy a la playa a nadar en el verano.
Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.
Ella se sentó en la playa vacía, viendo las olas venir una tras otra.
Kinderen houden er echt van om op het strand te spelen.
A los niños les encanta jugar en la playa.