Vertaling van tekort

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afwezigheid [v], euvel [o], gebrek [o], tekortkoming [v], gemis, tekort, manco, mankement {zn.}
falta [v] (la ~)
Wij zijn mislukt doordat het gebrek aan voorbereiding.
Nosotros fracasamos por la falta de preparación.
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
La falta de ejercicio puede dañar tu salud.
deficit [o], tekort, kastekort, nadelig saldo {zn.}
déficit [m] (el ~)


Gerelateerd aan tekort

afwezigheid - euvel - gebrek - tekortkoming - gemis - manco - mankement - deficit - kastekort - nadelig saldo