Vertaling van tijdig
Inhoud:
Nederlands
Spaans
tijdig, vroegtijdig, accuraat, nauwgezet, nauwkeurig, prompt, stipt, zorgvuldig, punctueel {bn.}
puntual
exacto
formal
exacto
formal
tijdig, vroeg {bw.}
temprano
bijtijds, op tijd, tijdig {bw.}
a tiempo