Vertaling van traag

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bewegingloos, energieloos, traag {bn.}
inerte
langzaam, traag {bn.}
lento
flauw, lijzig, loom, lusteloos, slap, sloom, traag, vadsig {bn.}
lánguido
mortecino
decaído


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Opa spreekt heel traag.

El abuelo habla muy lentamente.

Tom stapt traag.

Tom camina despacio.

Ik wandelde zo traag als ik kon.

Caminé tan lento como pude.


Gerelateerd aan traag

bewegingloos - energieloos - langzaam - flauw - lijzig - loom - lusteloos - slap - sloom - vadsig