Vertaling van uitbetalen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
betalen, dokken, storten, uitbetalen, uitkeren, voldoen {ww.}
pagar
ik zal uitbetalen
jij zult uitbetalen
hij/zij/het zal uitbetalen
yo pagaré
tú pagarás
él/ella pagará
» meer vervoegingen van pagar
Ze moeten vooraf betalen.
Deben pagar por adelantado.
Ik zou met baar geld willen betalen.
Quisiera pagar en efectivo.