Vertaling van uitlopen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden {ww.}
salir
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
yo saldré
tú saldrás
él/ella saldrá
» meer vervoegingen van salir
Ik zou beter niet uitgaan vanavond.
Preferiría no salir esta noche.
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
terminarse
expirar
expirar
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
yo expiraré
tú expirarás
él/ella expirará
» meer vervoegingen van expirar
afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
salir
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
yo saldré
tú saldrás
él/ella saldrá
» meer vervoegingen van salir
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
¿Cuándo estarás listo para salir?
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
Permiso por favor, tengo que salir.