Vertaling van vastmaken
Inhoud:
Nederlands
Spaans
bepalen, bevestigen, fixeren, tuigeren, vastmaken, vaststellen {ww.}
fijar
ik zal vastmaken
jij zult vastmaken
hij/zij/het zal vastmaken
yo fijaré
tú fijarás
él/ella fijará
» meer vervoegingen van fijar
bevestigen, vastmaken, vastzetten, verstevigen {ww.}
sujetar
asegurar
asegurar
ik zal vastmaken
jij zult vastmaken
hij/zij/het zal vastmaken
yo sujetaré
tú sujetarás
él/ella sujetará
» meer vervoegingen van sujetar
aansluiten, binden, vastbinden, vastmaken, verbinden {ww.}
atar
ligar
ligar
ik zal vastmaken
jij zult vastmaken
hij/zij/het zal vastmaken
yo ataré
tú atarás
él/ella atará
» meer vervoegingen van atar