Vertaling van verkeer

Inhoud:

Nederlands
Spaans
betrekking [v], verhouding [v], verstandhouding [v], omgang [m], verband, verkeer {zn.}
acuerdo [m] (el ~)
relación [v] (la ~)
passage [v], verkeer {zn.}
tráfico [m] (el ~)
circulación [v] (la ~)
tránsito [m] (el ~)
Ik hou niet van het verkeer.
No me agrada el tráfico.
We zouden er moeten geraken als er niet te veel verkeer is.
Deberíamos llegar si no hay demasiado tráfico.
aangaan, aanbelangen, betreffen, verkeren, zich verhouden {ww.}
tener relación
relacionarse
kenteren, veranderen, verkeren {ww.}
combiar


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ik hou niet van het verkeer.

No me agrada el tráfico.

Als het aantal auto's toeneemt, neemt ook het verkeer toe.

Si el número de autos incrementa, también lo hará el tráfico.

We zouden er moeten geraken als er niet te veel verkeer is.

Deberíamos llegar si no hay demasiado tráfico.