Vertaling van verlopen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
terminarse
expirar
expirar
wij verlopen
jullie verlopen
zij verlopen
nosotros expiramos
vosotros expiráis
ellos/ellas expiran
» meer vervoegingen van expirar
omkomen, overdrijven, overgaan, vergaan, verlopen, verstrijken {ww.}
transcurrir
pasar
pasar
wij verlopen
jullie verlopen
zij verlopen
nosotros transcurrimos
vosotros transcurrís
ellos/ellas transcurren
» meer vervoegingen van transcurrir
gaan, lopen, van stapel lopen, verlopen, zich begeven {ww.}
ir
wij verlopen
jullie verlopen
zij verlopen
nosotros vamos
vosotros vais
ellos/ellas van
» meer vervoegingen van ir
Moet ik nu gaan?
¿Debo ir ahora?
Moet ik onmiddellijk gaan?
¿Tengo que ir enseguida?