Vertaling van vertrouwen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
vertrouwen, toevertrouwen, vertrouwen hebben in {ww.}
confiar

wij vertrouwen
jullie vertrouwen
zij vertrouwen

nosotros confiamos
vosotros confiáis
ellos/ellas confían
» meer vervoegingen van confiar

Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
Honestamente, no puedo confiar en él.
Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.
Él es un hombre en el que puedes confiar.
vertrouwen {zn.}
confianza [v] (la ~)
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
Él abusó de mi confianza.
Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
Perdí mi confianza en él.
fiducie hebben in, vertrouwen, vertrouwen stellen in {ww.}
contar con
fiarse de
fiducie [v], geloof, vertrouwen {zn.}
fe [v] (la ~)
Geloof doet wonderen!
¡La fe hace milagros!
Haar geloof in God is erg sterk.
Su fe en Dios en muy firme.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

Él abusó de mi confianza.

Ik geloof dat hij te vertrouwen is.

Yo pienso que él es de fiar.

Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.

Honestamente, no puedo confiar en él.

Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.

Perdí mi confianza en él.

Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.

Él es un hombre en el que puedes confiar.

Het enige wat jullie kunnen doen, is elkaar vertrouwen.

No tenéis nada que hacer excepto confiar el uno en el otro.

Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.

Si el mundo no fuera como es, yo podría confiar en cualquiera.

Vertrouwen is het nemen van de eerste stap, zelfs als je niet de hele trap kunt zien.

La fe es dar el primer paso, aún cuándo no ves la escalera entera.