Vertaling van vieren
Inhoud:
Nederlands
Spaans
loslaten, lossen, tappen, uitlaten, vieren, weglaten {ww.}
dejar salir
celebreren, opdragen, vieren {ww.}
festejar
celebrar
celebrar
wij vieren
jullie vieren
zij vieren
nosotros festejamos
vosotros festejáis
ellos/ellas festejan
» meer vervoegingen van festejar
fuiven, vieren, feestvieren {ww.}
celebrar una fiesta
celebreren, vieren {ww.}
solemnizar
wij vieren
jullie vieren
zij vieren
nosotros solemnizamos
vosotros solemnizáis
ellos/ellas solemnizan
» meer vervoegingen van solemnizar