Vertaling van vliegen
wij vliegen
jullie vliegen
zij vliegen
nosotros volamos
vosotros voláis
ellos/ellas vuelan
» meer vervoegingen van volar
Voorbeelden in zinsverband
De vogels vliegen.
Los pájaros vuelan.
Deze vogel kan niet vliegen.
Ese pájaro no vuela.
Kun je me leren vliegen?
¿Puedes enseñarme a volar?
Niet alle vogels kunnen vliegen.
No todos los pájaros pueden volar.
Gewoonlijk vliegen vleermuizen in het duister.
Los murciélagos suelen volar en la oscuridad.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
Las abejas vuelan de flor en flor.
Ik zag een vogel door de lucht vliegen.
Vi a un pájaro volar por el cielo.
Liefde heeft ontegensprekelijk vleugels om weg te vliegen van de liefde, maar even ontegensprekelijk is het dat ze ook vleugels heeft om terug te vliegen.
El amor innegablemente tiene alas para huir del amor, pero igualmente innegable es que también tiene alas para volar de vuelta.
Als ik een vogel was, zou ik naar jou toe vliegen.
Si yo fuera un ave, volaría hacia ti.
In de winter vliegen de droge bladeren in de lucht rond.
En invierno, las hojas secas vuelan por el aire.
Als ik een vogel was, zou ik naar jou toe vliegen.
Si yo fuera un pájaro volaría hasta ti.
Die vogels bouwen in de zomer hun nest en vliegen in de winter naar het zuiden.
Esos pájaros construyen sus nidos en verano y vuelan al sur en invierno.
Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.
Si lo pintas de amarillo, matarás dos pájaros de un tiro: resaltará, y ahorrarás dinero porque puedes usar pintura que ya tienes.