Vertaling van voer

Inhoud:

Nederlands
Spaans
foerage [v], voeder, voer {zn.}
pasto verde
forraje [m] (el ~)
voeding [v], kost, voeder, voedingsmiddel, voedsel, voer {zn.}
alimento [m] (el ~)
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
ir
ir en vehículo

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

yo fui
fuiste
él/ella fue
» meer vervoegingen van ir

Ik moet gaan.
Me debería ir.
Ze liet haar gaan.
La dejó ir.
varen {ww.}
navegar

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

yo navegué
navegaste
él/ella navegó
» meer vervoegingen van navegar

varen {ww.}
navegar

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

yo navegué
navegaste
él/ella navegó
» meer vervoegingen van navegar

overbrengen, transporteren, voeren, vervoeren {ww.}
transferir
traferir
transportar

ik voer

yo transfiero
» meer vervoegingen van transferir

besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
conducir

ik voer

yo conduzco
» meer vervoegingen van conducir

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
¿Te dejó tu tío conducir el coche?
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
llevar

ik voer

yo llevo
» meer vervoegingen van llevar

We zijn het gewend om schoenen te dragen.
Acostumbramos a llevar zapatos.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
No puedo llevar esta maleta solo.
spijzigen, te eten geven, voederen, voeren {ww.}
dar de comer