Vertaling van voorspelen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
spelen, uitvoeren, voorspelen {ww.}
jugar
tocar
tocar
ik zal voorspelen
jij zult voorspelen
hij/zij/het zal voorspelen
yo jugaré
tú jugarás
él/ella jugará
» meer vervoegingen van jugar
Ik kan Chopin spelen.
Puedo tocar Chopin.
Hij kan fluit spelen.
Sabe tocar la flauta.