Vertaling van vooruitzien
Inhoud:
Nederlands
Spaans
bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien, voorzien {ww.}
esperar
prever
prever
ik zal vooruitzien
jij zult vooruitzien
hij/zij/het zal vooruitzien
yo esperaré
tú esperarás
él/ella esperará
» meer vervoegingen van esperar
Je kunt niet van me verwachten dat ik altijd overal aan denk!
¡No puedes esperar de mí que yo siempre piense en todo!