Vertaling van vrolijk
Inhoud:
Nederlands
Spaans
lustig, monter, vrolijk {bn.}
alegre
blij, verblijd, verheugd, opgetogen, opgewekt, vrolijk {bn.}
alegre
animado
de buen humor
alegrado
animado
de buen humor
alegrado
amuseren, onderhouden, opvrolijken, vermaken {ww.}
divertir
entretener
entretener
ik vrolijk op
yo divierto
» meer vervoegingen van divertir
Raúl kan zich zonder zijn vrienden niet vermaken.
Raúl no se sabe divertir sin los amigos.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Vrolijk kerstfeest!
¡Feliz Navidad!
Vrolijk kerstfeest!
¡Feliz Navidad!
Vrolijk Pasen!
Feliz Pascua.
Aan het begin van elk weekeinde ben ik tegelijk moe en vrolijk.
Yo ando a la vez cansado y feliz al comienzo de cada fin de semana.