Vertaling van vuur
Inhoud:
Nederlands
Spaans
vuur {zn.}
fuego
Het vuur is uitgegaan.
El fuego se extinguió.
Dood het met vuur!
¡Matalo con fuego!
ambitie , ijver, vuur {zn.}
fervor
opwinding , vlam , vuur {zn.}
llama
heftigheid , onstuimigheid , vuur {zn.}
acometividad
impetu
impetu
geestdrift , pittigheid , sappigheid , gloed, spirit, verve, vuur {zn.}
labia
vena
numen
inspiración
acaloramiento
vena
numen
inspiración
acaloramiento
paffen, schieten, vuren {ww.}
disparar
tirar
tirar
ik vuur
yo disparo
» meer vervoegingen van disparar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Het vuur is uitgegaan.
El fuego se extinguió.
Dood het met vuur!
¡Matalo con fuego!
Waar rook is, is vuur.
No hay humo sin fuego.
Vergeet niet het vuur uit te doen.
No olviden apagar el fuego.
Een verbrand kind is bang voor het vuur.
Un niño quemado le teme al fuego.
Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.
Es peligroso jugar cerca del fuego.
Ik tel tot drie, en dan vuur ik!
¡Contaré hasta tres y dispararé!
De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.
El hombre es el único animal que utiliza el fuego.