Vertaling van wassen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
wassen {ww.}
pintar al aguada
pintar al lavado
de was doen, wassen, uitwassen {ww.}
lavar

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nosotros lavamos
vosotros laváis
ellos/ellas lavan
» meer vervoegingen van lavar

Ik ga mijn auto wassen.
Voy a lavar mi coche.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Lavar, cortar y secar, por favor.
de was doen, logen, wassen {ww.}
lavar

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nosotros lavamos
vosotros laváis
ellos/ellas lavan
» meer vervoegingen van lavar

Ze wou de vuile kleren wassen.
Ella quería lavar la ropa sucia.
opgaan, opkomen, opstaan, rijzen, stijgen, verrijzen, wassen {ww.}
subir

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nosotros subimos
vosotros subís
ellos/ellas suben
» meer vervoegingen van subir

mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen {ww.}
mezclar

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nosotros mezclamos
vosotros mezcláis
ellos/ellas mezclan
» meer vervoegingen van mezclar

Je kan olie en water niet mengen.
No puedes mezclar agua y aceite.
gedijen, groeien, toenemen, wassen, aanwassen {ww.}
crecer

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nosotros crecemos
vosotros crecéis
ellos/ellas crecen
» meer vervoegingen van crecer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ik ga mijn auto wassen.

Voy a lavar mi coche.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

Lavar, cortar y secar, por favor.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Ella quería lavar la ropa sucia.

De jongen die de auto aan het wassen is is mijn broer.

El muchacho lavando el coche es mi hermano.


Gerelateerd aan wassen

de was doen - uitwassen - logen - opgaan - opkomen - opstaan - rijzen - stijgen - verrijzen - mengen - mixen - temperen - vermengen - verwarren - gedijen