Vertaling van werk

Inhoud:

Nederlands
Spaans
werk [o], werkstuk {zn.}
obra
Het schilderij is het werk van een Nederlandse meester.
La pintura es la obra de un maestro holandés.
machinerie [v], mechanisme, werk [o] {zn.}
mecanismo [m] (el ~)
boekwerk [o], geschrift, opus, pennevrucht, werk [o], kunstwerk {zn.}
obra [v] (la ~)
pluis, werk [o] {zn.}
estopa
arbeid [m], emplooi [o], werk [o], karwei {zn.}
trabajo [m] (el ~)
Ik werk hier.
Trabajo aquí.
Ik werk in Milaan.
Trabajo en Milán.
effect sorteren, uitwerking hebben, werken, uitwerken {ww.}
producir efecto
ser eficaz
fermenteren, gisten, werken {ww.}
fermentar

ik werk

yo fermento
» meer vervoegingen van fermentar

functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken {ww.}
funcionar

ik werk

yo funciono
» meer vervoegingen van funcionar

Dat zal niet werken.
Eso no va a funcionar.
Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.
Me llevaría demasiado tiempo explicarte por qué no va a funcionar.
arbeiden, werken {ww.}
trabajar

ik werk

yo trabajo
» meer vervoegingen van trabajar

afwisselen, variëren, werken {ww.}
cambiar
variar

ik werk

yo cambio
» meer vervoegingen van cambiar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Mijn werk is gedaan.

Mi trabajo está terminado.

Ik werk voor jullie.

Trabajo para ti.

Ik werk in Milaan.

Trabajo en Milán.

Hij zoekt werk.

Él está buscando trabajo.

Het werk kan wachten.

El trabajo puede esperar.

Werk je op zondag?

¿Trabajas los domingos?

Ik werk hier.

Trabajo aquí.

Ik werk op de ambassade.

Trabajo en la embajada.

Ik werk evenveel als jij.

Trabajo tanto como tú.

Ik werk niet op zondag.

No trabajo el domingo.

Ik heb het werk afgemaakt.

Terminé el trabajo.

Momenteel werk ik in Tokio.

Ahora trabajo en Tokyo.

Ik werk in een ziekenhuis.

Trabajo en un hospital.

Ik werk bij een bank.

Yo trabajo en un banco.

Ik moet morgen een hoop werk doen.

Mañana tengo mucho trabajo.