Vertaling van weten
wij weten
jullie weten
zij weten
nosotros sabemos
vosotros sabéis
ellos/ellas saben
» meer vervoegingen van saber
valorar en
wij weten
jullie weten
zij weten
nosotros achacamos
vosotros achacasteis
ellos/ellas achacaron
» meer vervoegingen van achacar
Voorbeelden in zinsverband
Weten ze over ons?
¿Ellos saben acerca de nosotros?
Je wil het niet weten!
¡No lo quieres saber!
Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.
Dit is wat we willen weten.
Esto es lo que queremos saber.
Ze wil weten wie de bloemen stuurde.
Ella quiere saber quién le envió las flores.
Weten jullie van wie deze auto is?
¿Sabes de quién es este coche?
Waarom wilt ge weten waaraan ik denk?
¿Por qué querés saber lo que estoy pensando?
We zullen weldra de waarheid weten.
Pronto sabremos la verdad.
Dit is wat we willen weten.
Esto es lo que queremos saber.
Je had het me eerder moeten laten weten.
Debiste habérmelo dicho antes.
Ze weten hoe zij een atoombom kunnen maken
Saben cómo se construye una bomba atómica.
Eens zult ge de waarheid te weten komen.
Algún día sabrás la verdad.
Ze zullen nooit weten dat we hier zijn.
Ellos nunca sabrán que estamos aquí.
Ik wil weten wat je deze zomer gedaan hebt.
Quiero saber qué hiciste este verano.
Soms weten critici niet wat ze aan het bekritiseren zijn.
A veces los críticos no saben lo que critican.