Vertaling van zeggen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
opgeven, zeggen {ww.}
decir

wij zeggen
jullie zeggen
zij zeggen

nosotros decimos
vosotros decís
ellos/ellas dicen
» meer vervoegingen van decir

Mag ik iets zeggen?
¿Te puedo decir algo?
Hoe durf je zoiets zeggen?
¿Cómo osáis decir eso?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.

Algunos dicen esto, otros dicen aquello.

Hij kan zoiets zeggen.

Él puede decir cosas así.

Mag ik iets zeggen?

¿Te puedo decir algo?

Dat moest ík zeggen!

¡Esa es mi frase!

Hoe durf je zoiets zeggen?

¿Cómo osáis decir eso?

Wat probeer je te zeggen?

¿A qué vas?

Je kan niet "nee" zeggen.

No puedes decir "no".

Ik had iets moeten zeggen.

Debería haber dicho algo.

Laat het me één keer zeggen.

Deja que lo diga solo una vez.

Ik heb hierover niets verder te zeggen.

No tengo nada más que decir.

Hij beloofde dat tegen niemand te zeggen.

Él prometió no decirle eso a nadie.

Ik wil graag ja zeggen, maar...

Me gustaría decir que sí, pero...

Ge zoudt altijd de waarheid moeten zeggen.

Siempre hay que decir la verdad.

Ik weet niet wat te zeggen...

No sé qué decir...

Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...

Simplemente no sé qué decir...


Gerelateerd aan zeggen

opgeven