Vertaling van zitten
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
nosotros posamos
vosotros posáis
ellos/ellas posan
» meer vervoegingen van posar
Voorbeelden in zinsverband
Alle bussen zitten vol.
Todos los bondis están llenos.
Nee, ga zitten.
No, siéntate.
Gaat u zitten.
Siéntese, por favor.
Ze zitten aan tafel.
Están sentados en la mesa.
Ik ging naast hem zitten.
Me senté al lado suyo.
Kom hier, meisje, ga zitten!
¡Ven aquí, muchacha, siéntate!
Waar zou u willen zitten?
¿Dónde le gustaría sentarse?
Zitten we in hetzelfde hotel?
¿Estamos en el mismo hotel?
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
Hay cuarenta estudiantes en nuestra clase.
In het mandje zitten een paar appels.
Hay unas cuantas manzanas en la cesta.
Er zitten knopen op het jasje.
Hay botones en el abrigo.
Twee kinderen zitten op een hek.
Dos niños están sentados en la cerca.
Dat liedje blijft in je hoofd zitten.
Esa canción es pegadiza.
Laten we op de bank zitten.
Sentémonos en la banca.
Ik ging zitten en opende mijn laptop.
Me senté y abrí mi láptop.