Vertaling van zojuist
Inhoud:
Nederlands
Spaans
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
ahora mismo
hace un momento
recién
hace un momento
recién
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Hij was zojuist gearriveerd.
Acababa de llegar.
Ze zijn zojuist aangekomen.
Ellos acaban de llegar.
Ik heb zojuist ontbeten.
Acabo de desayunar.
Ik heb zojuist geluncht.
Acabo de comer.
Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.
Acabo de terminar mi tarea.
Ik heb zojuist uw brief ontvangen.
Acabo de recibir tu carta.