Vertaling van aandoen

Inhoud:

Nederlands
Frans
aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
causer 
procurer 
entraîner des conséquences
déterminer 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

je causerai
tu causeras
il/elle causera
» meer vervoegingen van causer

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
Quels problèmes peut-elle causer ?
aandoen, stoppen in {ww.}
s'arrêter à 
toucher à
faire escale à 
aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen {ww.}
mettre en marche
brancher 
donner 
mettre en circuit
tourner l'interrupteur
mettre le contact
ouvrir 
tourner 
allumer 
aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen {ww.}
mettre 
revêtir 
imposer 
appliquer 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

je mettrai
tu mettras
il/elle mettra
» meer vervoegingen van mettre

Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Que vais-je mettre: un pantalon ou une jupe ?
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

j'affecterai
tu affecteras
il/elle affectera
» meer vervoegingen van affecter

inboezemen, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

j'affecterai
tu affecteras
il/elle affectera
» meer vervoegingen van affecter

raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

j'affecterai
tu affecteras
il/elle affectera
» meer vervoegingen van affecter

draaien, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

j'affecterai
tu affecteras
il/elle affectera
» meer vervoegingen van affecter