Vertaling van af
Voorbeelden in zinsverband
De wekker loopt af.
Le réveil sonne.
Zet het af.
Ferme-le.
Amerika schafte slavernij af.
Les États-Unis d'Amérique ont aboli l'esclavage.
Ik zet mijn hoed af.
J'ôte mon chapeau.
Op je plaats, klaar, af!
À vos marques, prêts, partez !
Ik tennis af en toe.
Je joue au tennis de temps en temps.
We vragen ons af waarom.
On se demande pourquoi.
Ze ruimde de tafel af.
Elle débarrassait la table.
Plotseling ging het brandalarm af.
Soudain, l'alarme incendie se déclencha.
Af en toe studeer ik Esperanto.
De temps en temps, j'étudie l'espéranto.
Hebt gij uw huiswerk al af?
As-tu enfin fini tes devoirs ?
We zouden de doodstraf af moeten schaffen.
Nous devrions abolir la peine de mort.
Het is noodzakelijk om af te vallen.
Il est nécessaire de perdre du poids.
Morgen moet het werk af zijn.
Le travail doit être fini pour demain.
Woede tekende zich af op zijn gezicht.
La colère se traduisait sur son visage.