Vertaling van aflopen

Inhoud:

Nederlands
Frans
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
prendre fin
se terminer 
finir 

ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen

je finirai
tu finiras
il/elle finira
» meer vervoegingen van finir

aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan {ww.}
sonner 
tinter 

ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen

je sonnerai
tu sonneras
il/elle sonnera
» meer vervoegingen van sonner

aflopen, buigen, hellen, overhellen, zich bukken {ww.}
s'incliner 
pencher 
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
abattre 
parcourir 

ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen

je parcourrai
tu parcourras
il/elle parcourra
» meer vervoegingen van parcourir



Gerelateerd aan aflopen

eindigen - ophouden - uitgaan - uitlopen - uitraken - verlopen - beieren - galmen - kleppen - luiden - schalmen - overgaan - buigen - hellen - overhellen