Vertaling van afrit

Inhoud:

Nederlands
Frans
afrit [m], uitgang [m], uitweg [m] {zn.}
sortie  [v] (la ~)
issue  [v] (l' ~)
Waar is de uitgang?
Où est la sortie ?
afrit [m], afvaart [v], vertrek [o] {zn.}
départ  [m] (le ~)
Hij besloot zijn vertrek uit te stellen.
Il a décidé de reporter son départ.


Gerelateerd aan afrit

uitgang - uitweg - afvaart - vertrek