Vertaling van afscheiden

Inhoud:

Nederlands
Frans
afzonderen, scheiden, afscheiden, schiften {ww.}
trier 
séparer 

ik zal afscheiden
jij zult afscheiden
hij/zij/het zal afscheiden

je trierai
tu trieras
il/elle triera
» meer vervoegingen van trier



Gerelateerd aan afscheiden

afzonderen - scheiden - schiften