Vertaling van afspreken

Inhoud:

Nederlands
Frans
afspreken, een schikking treffen, het eens zijn, overeenkomen {ww.}
convenir 

ik zal afspreken
jij zult afspreken
hij/zij/het zal afspreken

je conviendrai
tu conviendras
il/elle conviendra
» meer vervoegingen van convenir



Gerelateerd aan afspreken

een schikking treffen - het eens zijn - overeenkomen