Vertaling van delen

Inhoud:

Nederlands
Frans
delen {ww.}
diviser 

wij delen
jullie delen
zij delen

nous divisons
vous divisez
ils/elles divisent
» meer vervoegingen van diviser

afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
partager 
débiter 
diviser 

wij delen
jullie delen
zij delen

nous partageons
vous partagez
ils/elles partagent
» meer vervoegingen van partager

Je moet je werk met anderen delen.
Tu dois partager ton travail avec les autres.
deel (mv. delen) [o], aandeel [o], portie [v], rantsoen [o], taks [m] {zn.}
part  [v] (la ~)
ration  [v] (la ~)
portion  [v] (la ~)
contingent  [m] (le ~)
Hij nam niet deel aan de discussie.
Il ne prit pas part à la discussion.
deel (mv. delen), gedeelte, onderdeel, stuk, part {zn.}
partie  [v] (la ~)
part  [v] (la ~)
portion  [v] (la ~)
contingent 
Mag ik nog een stuk taart hebben?
Puis-je avoir une autre part de gâteau ?
Een deel van zijn verhaal is waar.
Une partie de son histoire est vraie.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Je moet je werk met anderen delen.

Tu dois partager ton travail avec les autres.

Het geheel is meer dan de som der delen.

Le tout vaut plus que la somme de ses parties.


Gerelateerd aan delen

afbreken - splitsen - opsplitsen - verdelen - deel - aandeel - portie - rantsoen - taks - gedeelte - onderdeel - stuk - part