Vertaling van ding

Inhoud:

Nederlands

Frans

ding [o], voorwerp {zn.}

chose [v] (la ~)
produit [m] (le ~)

Een taal spreken is één ding, maar iemand een taal leren is iets helemaal anders.

Connaître une langue est une chose, l'enseigner en est une autre.

Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.

Le savoir c’est une chose, le faire c’en est une autre.

ding [o], mikpunt, object, onderwerp, voorwerp {zn.}

chose [v] (la ~)
objet [m] (l' ~)

aangelegenheid [v], affaire [v], ding [o], zaak {zn.}

chose  [v] (la ~)
affaire  [v] (l' ~)
cause  [v] (la ~)

Onschuld is een schone zaak.

L'innocence est une belle chose.

Ik heb niets met de zaak te maken.

Je n'ai rien à voir avec cette affaire.

Nederlands

Frans

Ieder zijn eigen ding.

À chacun le sien.

Ik heb geen idee hoe je dit ding moet gebruiken.

Je n'ai aucune idée de comment utiliser ce truc.

Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.

Le savoir c’est une chose, le faire c’en est une autre.

Een taal spreken is één ding, maar iemand een taal leren is iets helemaal anders.

Connaître une langue est une chose, l'enseigner en est une autre.