Vertaling van echt

Inhoud:

Nederlands
Frans
echt [m], echtverbintenis [v], huwelijk {zn.}
mariage  [m] (le ~)
Heeft hij jou ten huwelijk gevraagd?
T'a-t-il demandée en mariage ?
Deze eindeloze zakenreizen vertellen veel over zijn huwelijk.
Ces interminables voyages d'affaires pèsent sur son mariage.
echt [m], echtverbintenis [v], huwelijk, huwelijkse staat {zn.}
mariage  [m] (le ~)
echt [m], echtverbintenis [v], huwelijk [v] {zn.}
mariage  [m] (le ~)
echt, werkelijk, wezenlijk {bw.}
en réalité 
réellement 
echt, inderdaad, naar waarheid, waarachtig, waarlijk, werkelijk {bw.}
en fait 
en vérité 
vraiment 
bien 
echt, legitiem, wettig, gewettigd {bn.}
légitime 
echt, eigenlijk, heus, waar, waarachtig {bn.}
vrai 
réel 
véritable 
authentiek, echt {bn.}
authentique 


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Echt?

Vraiment ?

Neen, niet echt.

Non, pas vraiment.

Ze is echt snel.

Elle est vraiment rapide.

Bestaan spoken echt?

Les fantômes existent-ils vraiment ?

Je bent echt walgelijk!

Tu es vraiment détestable !

Meen je dat echt?

Êtes-vous sérieux ?

Dat is echt heerlijk.

C'est vraiment merveilleux.

Is het allemaal echt voorbij?

Tout est vraiment fini ?

Zijn auto is echt gaaf.

Sa voiture est vraiment chouette.

Ik weet het echt niet.

J'ignore vraiment.

Dat is niet echt gebeurd.

Ça n'est pas vraiment arrivé.

Het feestje was echt leuk.

La fête fut très amusante.

Ik wil echt een moto.

Je veux vraiment une moto.

Mijn hoofd doet echt pijn.

Ma tête me fait vraiment mal.

Je bent echt niet dom.

T'es vraiment pas bête.