Vertaling van eigenlijk

Inhoud:

Nederlands
Frans
eigenlijk {bw.}
proprement 
eigenlijk, om de waarheid te zeggen, tenslotte, welbeschouwd {bw.}
à proprement parler 
echt, eigenlijk, heus, waar, waarachtig {bn.}
vrai 
réel 
véritable 


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Waar woont gij eigenlijk?

Au fait, où habitez-vous ?

Susan is eigenlijk je halfzus.

Susan est en fait ta demi-sœur.

Eigenlijk zou ik het moeten vragen, hè?

Je devrais demander, non ?

Hij is eigenlijk niet de manager.

Il n'est pas vraiment l'imprésario.

Over wat hebt ge het eigenlijk?

Mais enfin, de quoi parlez-vous donc ?

Luistert gij eigenlijk wel naar mij?

M'écoutes-tu le moins du monde ?

Ze lijkt jong maar eigenlijk is ze ouder dan jij.

Elle a l'air jeune, mais en réalité elle est plus vieille que toi.

Hij denkt dat hij iemand is, maar eigenlijk is hij niemand.

Il croit qu'il est quelqu'un, mais en vérité il n'est personne.

Als je op de tekst van het liedje let, dan gaat het eigenlijk nergens over.

Si tu regardes les paroles, elles ne signifient pas vraiment grand-chose.

Eigenlijk zou ik Engels moeten leren, maar ik kijk liever een film.

Je devrais être en train d'étudier l'anglais, mais je préfère regarder un film.

"Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè?" "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."

« Hippopotomonstrosesquippedaliophobie est un mot plutôt long, n'est-ce pas ? » « Oui, mais sais-tu ce que cela veut dire ? » « En fait, je ne sais pas. » « Cela signifie la peur des mots longs. » « C'est ironique. »

Eigenlijk wilde ik een jonkvrouw zijn in een toren die bewaakt wordt door zeven draken, en dan zou een prins op een wit paard alle draken hun kop afhakken en mij bevrijden.

À vrai dire, je voulais être une damoiselle, dans une tour gardée par sept dragons, et alors un prince sur un cheval blanc aurait coupé la tête des dragons et m'aurait délivrée.


Gerelateerd aan eigenlijk

om de waarheid te zeggen - tenslotte - welbeschouwd - echt - heus - waar - waarachtig