Vertaling van gezin
Voorbeelden in zinsverband
Ik heb geen gezin.
Je n'ai pas de famille.
Ik heb een groot gezin.
J'ai une grande famille.
Je moet je gezin beschermen.
Tu dois protéger ta famille.
Ze kookt graag voor haar gezin.
Elle aime cuisiner pour sa famille.
Het gezin woont in een joert.
La famille réside dans une yourte.
Het ganse gezin lag ziek in bed.
Toute la famille était malade au lit.
Ze kookt graag voor haar gezin.
Elle aime cuisiner pour sa famille.
Hij kookt graag voor zijn gezin.
Il aime cuisiner pour sa famille.
Het gezin kijkt samen een film.
La famille regarde un film.
In dit land is het gemiddeld aantal kinderen per gezin gedaald van 2 naar 1,5.
Dans ce pays, le nombre moyen d'enfants par famille est tombé de 2 à 1,5.
Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
Toutes les familles heureuses se ressemblent, mais les familles malheureuses le sont chacune à leur manière.