Vertaling van gieren

Inhoud:

Nederlands
Frans
gieren, joelen, roepen, schreeuwen {ww.}
crier 

wij gieren
jullie gieren
zij gieren

nous crions
vous criez
ils/elles crient
» meer vervoegingen van crier

Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
J'ai entendu crier une femme.
gieren, mesten, bemesten {ww.}
fumer 
amender 

wij gieren
jullie gieren
zij gieren

nous fumons
vous fumez
ils/elles fument
» meer vervoegingen van fumer

fluiten, gieren, piepen {ww.}
siffler 

wij gieren
jullie gieren
zij gieren

nous sifflons
vous sifflez
ils/elles sifflent
» meer vervoegingen van siffler

gier (mv. gieren) {zn.}
vautour  [m] (le ~)
aal [v], aalt [v], gier (mv. gieren) [v] {zn.}
purin  [m] (le ~)


Gerelateerd aan gieren

joelen - roepen - schreeuwen - mesten - bemesten - fluiten - piepen - gier - aal - aalt