Vertaling van groot

Inhoud:

Nederlands
Frans
groot {bn.}
grand 
groot, volgroeid, volwassen {bn.}
adulte 
fait 
mûr 
breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, wijd {bn.}
ample 
large 
étendu 
dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden, opvoeden {ww.}
éduquer 

ik breng groot
jij brengt groot
hij/zij/het brengt groot

je éduque
tu éduques
il/elle éduque
» meer vervoegingen van éduquer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Haar vader is groot.

Son père est grand.

Deze honden zijn groot.

Ces chiens sont gros.

Uw vader is groot.

Votre père est grand.

Dat huis is groot.

Cette maison est grande.

Het is te groot.

C'est trop gros.

Ik heb een groot probleem.

J'ai un gros problème.

Omdat het te groot is.

Parce que c'est trop grand.

Mijn lepel is te groot!

Ma cuillère est trop grande !

Dat vliegtuig is pas groot!

Comme cet avion est énorme !

Zijn kinderen zijn groot geworden.

Ses enfants ont grandi.

Ik heb een groot gezin.

J'ai une grande famille.

John erfde een groot fortuin.

John a hérité d'une grosse fortune.

Ze hebben een groot huis.

Ils ont une grande maison.

Hij is groot en slank.

Il est grand et mince.

Wat een groot huis heb je!

Quelle grande maison vous avez !