Vertaling van houden

Inhoud:

Nederlands
Frans
houden, blijven {ww.}
continuer à 
continuer 

wij houden
jullie houden
zij houden

nous continuons
vous continuez
ils/elles continuent
» meer vervoegingen van continuer

Je moet blijven trainen.
Vous devez continuer à vous exercer.
houden, bijhouden, vasthouden {ww.}
tenir 

wij houden
jullie houden
zij houden

nous tenons
vous tenez
ils/elles tiennent
» meer vervoegingen van tenir

Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
Vous pouvez lui faire confiance pour tenir sa parole.
bevatten, houden, inhouden, vervatten {ww.}
contenir 
renfermer 

wij houden
jullie houden
zij houden

nous contenons
vous contenez
ils/elles contiennent
» meer vervoegingen van contenir

Die doos is te klein om al deze dingen te houden.
Cette boîte est trop petite pour tout contenir.
beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven {ww.}
procurer 
situer 
causer 

wij houden
jullie houden
zij houden

nous procurons
vous procurez
ils/elles procurent
» meer vervoegingen van procurer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Rechts houden.

Reste à droite.

Laten we koffiepauze houden.

Faisons une pause café.

Konijnen houden van wortels.

Les lapins aiment manger les carottes.

Mensen houden van vrijheid.

Les gens sont épris de liberté.

We houden niet van regen.

Nous n'aimons pas la pluie.

Probeer het stil te houden.

Tâche de ne pas faire trop de bruit.

We houden niet van geweld.

Nous n'aimons pas la violence.

Vrouwen houden van kleurrijke paraplu's.

Les femmes apprécient les parapluies colorés.

Ze houden van dat lied.

Elles raffolent de cette chanson.

Ze houden niet van mij.

Elles ne m'aiment pas.

Wij houden van voetbal spelen.

Nous aimons jouer au football.

We houden niet van geweld.

Nous éprouvons une aversion pour la violence.

We houden niet van regen.

Nous n'aimons pas la pluie.

Je mag het boek houden.

Tu peux garder le livre.

Ouders houden van hun kinderen.

Les parents aiment leurs enfants.


Gerelateerd aan houden

blijven - bijhouden - vasthouden - bevatten - inhouden - vervatten - beleggen - teweegbrengen - uitschrijven