Vertaling van huisgezin

Inhoud:

Nederlands
Frans
familie [v], gezin [o], huis [o], huisgezin [o] {zn.}
famille  [v] (la ~)
Ik heb een groot gezin.
J'ai une grande famille.
Ik heb geen gezin.
Je n'ai pas de famille.


Gerelateerd aan huisgezin

familie - gezin - huis