Vertaling van infecteren

Inhoud:

Nederlands
Frans
aansteken, besmetten, infecteren, verpesten {ww.}
infecter 

wij infecteren
jullie infecteren
zij infecteren

nous infectons
vous infectez
ils/elles infectent
» meer vervoegingen van infecter



Gerelateerd aan infecteren

aansteken - besmetten - verpesten