Vertaling van jachten

Inhoud:

Nederlands
Frans
haast hebben, jachten, jagen, zich haasten, zich voorthaasten {ww.}
se hâter
se précipiter 
se dépêcher 
dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn {ww.}
être urgent 
presser 

wij jachten
jullie jachten
zij jachten

nous pressons
vous pressez
ils/elles pressent
» meer vervoegingen van presser

jacht (mv. jachten) {zn.}
chasse  [v] (la ~)
Ik was op jacht naar vlinders.
J'ai été à la chasse aux papillons.