Vertaling van jassen

Inhoud:

Nederlands
Frans
afpellen, jassen, schillen {ww.}
dépouiller 

wij jassen
jullie jassen
zij jassen

nous dépouillons
vous dépouillez
ils/elles dépouillent
» meer vervoegingen van dépouiller

jas (mv. jassen) [m], overjas [m] {zn.}
paletot  [m] (le ~)
jas (mv. jassen) [m], mantel [m] {zn.}
manteau  [m] (le ~)
Ze droeg een blauwe mantel.
Elle portait un manteau bleu.
Hij maakte haar een nieuwe jas.
Il lui a fait un nouveau manteau.


Gerelateerd aan jassen

afpellen - schillen - jas - overjas - mantel