Vertaling van jouw
Voorbeelden in zinsverband
Dit is jouw overwinning.
C'est ta victoire.
Is jouw hond gemeen?
Ton chien est-il méchant ?
Is dit jouw fiets?
Est-ce ta bicyclette ?
Wie is jouw leraar?
Qui est ton institutrice ?
Wie is jouw leraar?
Qui est ton institutrice ?
Waar is jouw hond?
Où est ton chien ?
Ik sta aan jouw kant.
Je suis de votre côté.
We hebben jouw steun nodig.
Nous avons besoin de votre soutien.
Ik ben Paul, jouw flatgenoot.
Je suis Paul, ton colocataire.
Dit is allemaal jouw fout.
Tout ça est de votre faute.
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Puis-je utiliser ton téléphone ?
Mag ik jouw potlood gebruiken?
Puis-je utiliser ton crayon ?
Dat zijn jouw zaken niet.
Ce ne sont pas vos oignons.
Geef me jouw opinie, alsjeblieft.
Donnez-moi votre opinion s'il vous plaît.
Ik zal jouw leraar zijn.
Je serai ton maître.